Hypotheekvormen
Er zijn verschillende vormen hypotheken, zoals de annuïteitenhypotheek, lineaire hypotheek en de spaarhypotheek. Een belangrijk verschil tussen de hypotheken heeft te maken met op welke manier het geleende bedrag wordt terugbetaald aan de bank (afgelost). Een aantal hypotheekvormen worden hieronder besproken. U kunt de netto maandlasten berekenen voor verschillende hypotheekvormen op deze site.
Annuïteitenhypotheek
Bij een annuïteitenhypotheek blijven de bruto totale kosten per periode (meestal een maand) gelijk gedurende de looptijd. Het bedrag wat betaald wordt aan aflossing en aan hypotheek rente verschilt echter per periode. In de begin periodes is het aflossingsbedrag laag en het hypotheekrente bedrag hoog. Aan het einde van de looptijd is het precies andersom: het aflossingsbedrag is hoog en het hypotheekrente bedrag is laag. De netto hypotheeklasten worden dus hoger, omdat er steeds minder van de hypotheekrenteaftrek gebruik kan worden gemaakt! Aan het einde van de looptijd is het geleende bedrag compleet terugbetaald aan de bank, net als bij de lineaire hypotheek. Deze hypotheekvorm komt in aanmerking voor de hypotheekrenteaftrek.
Lineaire hypotheek
Bij een lineaire hypotheek wordt er een vast bedrag per periode (meestal per maand) van de hypotheekschuld afgelost. Aan het einde van de looptijd is het geleende bedrag compleet terugbetaald aan de bank. Stel: Een persoon neemt een hypotheek van 200.000 euro met een looptijd van 30 jaar waarbij er maandelijks lineair moet worden afgelost. Deze persoon moet dan 200.000 / (30 jaar * 12 maanden) = 555,56 euro per maand betalen aan aflossing. Uiteindelijk is na 30 jaar de hypotheek volledig afgelost. Bij een lineaire hypotheek moet er uiteraard ook nog hypotheekrente worden betaald. Het bedrag voor de hypotheekrente zal iedere periode minder worden, omdat het geleende bedrag iedere periode daalt door de aflossing. De maandelijkse kosten (aflossing + rente) voor de hypotheek dalen dus gedurende de looptijd. Ook deze hypotheekvorm komt in aanmerking voor de hypotheekrenteaftrek.
Aflossingsvrije hypotheek
Bij een aflossingsvrije hypotheek wordt de hypotheek helemaal niet afgelost, u betaalt dus alleen maar rente. Aan het einde van de hypotheek blijft u dus nog steeds met de oorspronkelijke hypotheekschuld zitten en zult u uit eigen middelen de hypotheekschuld moeten aflossen of een nieuwe hypotheek moeten afsluiten. Deze hypotheekvorm komt in aanmerking voor de hypotheekrenteaftrek, als de hypotheek is afgesloten in 2012 of eerder. Aflossingsvrije hypotheken afgesloten vanaf 2013 komen niet meer in aanmerking voor de hypotheekrenteaftrek, tenzij gebruikt gemaakt kan worden van de overgangsregeling.
Spaarhypotheek
Bij een spaarhypotheek wordt het bedrag voor aflossing opgebouwd door te gaan 'sparen' met een speciale verzekering: de Kapitaalverzekering Eigen Woning (KEW). Aan het einde van de looptijd van de hypotheek wordt het opgebouwde bedrag gebruikt om de volledige hypotheekschuld in één keer af te lossen. Voor de spaarhypotheek/KEW betaalt u periodiek een premiebedrag, die gedeeltelijk wordt gebruikt om het bedrag voor aflossing te sparen. De spaarrente is daarbij gelijk aan de hypotheekrente. Een ander gedeelte wordt gebruikt voor het betalen van een verplichte overlijdensrisicoverzekering. Mocht de hypotheeknemer namelijk komen te overlijden tijdens de looptijd, dan is het gespaarde bedrag op dat moment minder dan de hypotheekschuld. Door de uitkering van de overlijdensrisicoverzekering kan de hypotheekschuld dan toch worden afgelost. Naast de premie moet ook rente worden betaald. Omdat er niet wordt afgelost tijdens de looptijd, zal tijdens iedere periode hypotheekrente moeten worden betaald over het oorspronkelijke hypotheekbedrag. Deze hypotheekvorm komt in aanmerking voor de hypotheekrenteaftrek, als de hypotheek is afgesloten in 2012 of eerder. Spaarhypotheken afgesloten vanaf 2013 komen niet meer in aanmerking voor de hypotheekrenteaftrek, tenzij gebruikt gemaakt kan worden van de overgangsregeling.
Beleggingshypotheek
Bij een beleggingshypotheek wordt het bedrag voor aflossing opgebouwd door te beleggen via de geldverstrekker. Aan het einde van de looptijd van de hypotheek wordt het opgebouwde bedrag gebruikt om de hypotheekschuld in een keer af te lossen. Dus, in plaats van aflossen tijdens de looptijd, moet u een premiebedrag betalen per periode (meestal een maand) wat (gedeeltelijk) gebruikt wordt door de hypotheekverstrekker om te gaan beleggen. Hiermee kan uw opgebouwde bedrag voor de aflossing stijgen, omdat u premie inlegt en het succesvol wordt belegd. Echter, het bedrag kan ook dalen tijdens van economische recessie of simpelweg door slecht beleggen. Aan het einde van de looptijd is er dus een reële kans aanwezig dat de hypotheekschuld niet volledig kan worden afgelost. U loopt dus risico met een beleggingshypotheek. Beleggingshypotheken zijn in een kwaad daglicht komen te staan door de zogenaamde woekerpolisaffaire. Daaruit bleek dat de premie die werd betaal grotendeels werd gebruikt om risico's af te dekken voor de bank en niet werd gebruikt om te beleggen. Naast de premie moet ook de rente worden betaald. Omdat er niet wordt afgelost tijdens de looptijd, zal iedere periode hypotheekrente moeten worden betaald over het oorspronkelijke hypotheekbedrag. Deze hypotheekvorm komt in aanmerking voor de hypotheekrenteaftrek, als de hypotheek is afgesloten in 2012 of eerder. Sinds 1 januari 2013 is het niet meer mogelijk om een beleggingshypotheek af te sluiten.